woensdag 29 augustus 2012

Een vreemde man uit Antwerpen (column van 29-8-2012)


Men neme een man uit Antwerpen. De man is erg lang, erg mager en zeker niet schuw voor een praatje. De man, zo rond de zestig, probeert je eerst te paaien met zijn zielige verhaaltjes over zijn leven waar toch wel wat vreemde haken en ogen aanzitten en beledigt je vervolgens om te zeggen dat Nederlanders stijf zijn.
Men neme ook een compleet lege dansvloer in een klein kroegje in Antwerpen waar de leeftijd gemiddeld boven de vijftig ligt waar mensen rustig even een borreltje drinken. Maar niet de Antwerpse man. Nee, hij danst er lustig op los in zijn eentje. Met spastische bewegingen draait hij rondjes, valt hij soms bijna op de grond. Met zijn maaiende armen slaat hij schilderijen van de muur. En met zijn druk bewegende benen schopt hij zo een kruk ondersteboven. Tot ongenoegen van het barpersoneel.

En dan heb je ons nog. Mijn vriend en ik op vakantie in België. We doen gezellig even een drankje in deze kroeg. We lachen om het spastische geklungel van de Antwerpse man, die ons vervolgens uitnodigt om ook te gaan dansen. We kijken elkaar even aan en denken hetzelfde. We gaan toch niet dansen met zo’n vreemde, excentrieke man die je zo een blauw oog kan slaan met die spastische armen van hem! Vervolgens komt daar zijn relaas over Nederlanders. Nederlanders zijn stijf, kunnen niet dansen, zijn houterige klungels en snappen niets van dansen. Prima hoor, wij weten wel beter. Zijn ogen worden pas helemaal groot als hij vraagt hoe het bij ons in de discotheek gaat. Mijn vriend zegt doodleuk dat we dan allemaal stilstaan met onze armen over elkaar. Niemand danst. De Antwerpse man kijkt ons ongelovig aan. Zijn mond valt een beetje open. Wij houden wijselijk onze mond en knikken alleen maar als hij vraagt of dat echt waar is. ‘Niet te geloven,’ mompelt hij dan.
Vervolgens begint hij weer spastisch rondjes te draaien. Als hij later verdwenen is en wij iets meer drankjes in onze lichamen hebben, wordt de muziek leuker. Worden de mensen in de kroeg jonger en staan we ineens te dansen. Niet veel later komt de man terug.
‘Huh? Jullie kunnen toch dansen!’ is zijn verbaasde commentaar.
Wij lachen alleen maar en keren hem de rug toe. Wat een figuur, die vreemde man uit Antwerpen.

woensdag 22 augustus 2012

Mijn arme kleren (column van 15-08-12)

Berg kleren      Bron: Standaard.be

Je neemt een berg kleding op één grote hoop. Je neemt een bed met spijlen waar nog meer kleren over heen hangen. Je neemt een kast met rechts: netjes georganiseerde kleren. En links: een ravage van ‘oude’ kleren. Je moeder zet een wasmand neer in de hoop dat je dan iets vaker dingen mee naar beneden neemt. Het resultaat: vol, voller en volst. Tot hij uitpuilt en hij wel naar beneden moet. Met dat zware ding loop je de trap af en val je steeds bijna van de trap. Tel daar dan nog even bovenop dat de hele berg kleren in je kamer niet zozeer vies zijn, maar dat je het gewoon makkelijk vindt om het daar eventjes neer te leggen. Want: misschien doe ik deze kleren morgen wel aan! Resultaat: het gaat er nooit meer weg. Dan begin ik voor mijn kleren te denken en besluit ik dat ze het daar beter hebben dan in zo’n donkere kast. Nu zien ze tenminste nog wat zonlicht! Mijn klerenkast puilt bovendien al uit, dus ze zouden ook verloren raken in de drukte. Straks worden ze nog platgedrukt en komen ze verkreukeld weer uit de kast. Nee, zo’n behandeling wil ik mijn kleren niet geven. Zielig is dat toch?

Aan de andere kant ben ik ook niet zo goed in het opruimen en weggooien van kleren. Ik zit regelmatig op online shops te zoeken naar leuke kleren. Deze bestel ik dan en vervolgens vergeet ik mijn andere kleren helemaal. Mijn kast puilt uit van kleren die ik soms amper aan heb. Resultaat: na een halfjaar ruim ik mijn kast weer eens op en merk dan dat ik sommige kleren ben ‘vergeten.’ Met vernieuwde blijdschap staar ik dan naar sommige t-shirts en hemdjes, omdat ik simpelweg vergeten was dat ik ze had! En dan is voor twee weken de grote berg kleren op de grond weg. Dan is voor twee weken mijn bed klerenvrij en mijn kast georganiseerd en opgeruimd. Tot ik weer eens geen keus in kleren kan maken en de helft weer op de grond of op het bed beland en ik geen zin heb om ze op te ruimen. Tja, misschien ben ik wel een beetje lui en een tikkeltje chaotisch?

woensdag 8 augustus 2012

'Wat denkt u zelf?'


Ongeduldig staar ik naar de klok in de wachtkamer. Ik zucht een keer zacht en kijk om me heen. Er zitten nog vier mensen te wachten. Als die allemaal nog voor mij moeten, dan kan het nog wel even gaan duren. Ik tik met mijn voet op de grond, tot ik ontdek dat iemand mij geïrriteerd aankijkt. Ik hou meteen op en staar in plaats daarvan maar vijf minuten naar de talloze folders in rekken. Dat je zoveel dingen kunt hebben, gaat het door me heen. Het blijft stil in de wachtkamer en het zeurende geluid van de klok begint te overheersen. Ik begin me eraan te irriteren. Wat duurt het toch weer ontzettend lang…

‘Mevrouw Schaap?’
Ik kijk op en loop dan op de nog jonge huisarts af. Ze kijkt me vriendelijk aan, maar lijkt een beetje zenuwachtig. Ergens vind ik dat raar. Meestal hoort degene die naar de huisarts gaat een beetje zenuwachtig te zijn. Ik geef haar een hand en glimlach haar bemoedigend toe.
We gaan naar de behandelkamer waar ze me op een stoel plaatst. Ze vraagt of ik mijn verhaal wil vertellen en dat doe ik. Ik probeer het rustig en samenhangend te vertellen. Ze knikt een paar keer alsof ze begrijpt waar ik het over heb.
‘Toen je dat had, wat dacht je toen zelf?’
Ik kijk haar twee tellen verbaasd aan.
‘Eh… dat het niet goed was,’ mompel ik verbaasd.
‘Maar wat denk je dat je hebt? Dacht je ergens specifiek aan?’
Weer kijk ik met gefronste wenkbrauwen naar de nog jonge vrouw in opleiding. Het ligt op mijn puntje van mijn tong om te zeggen wat voor domme vraag ik dat vind, maar ik hou me in. In plaats daarvan schud ik alleen maar mijn hoofd.
‘Oké…’ mompelt ze langzaam. De rode vlekken in haar nek worden erger. Ik kijk heel even naar degene die met haar meekijkt, maar ik zeg niets. De vrouw kijkt even op haar scherm en kijkt dan weer naar mij en vervolgt haar verhaal.

Als ik een paar minuten later de behandelkamer uitloop kan ik alleen maar even grinniken. Ik vraag me af wat ze had gezegd als ik had gezegd dat ik een één of andere rare ziekte denk te hebben. De konijnenziekte of iets dergelijks. Zou ze dan heel begrijpelijk hebben geknikt en gezegd dat het een mogelijkheid was? Of zou ze me dan ook stom aangekeken hebben. Ergens wilde dat ik dat had gezegd. Dan had ze misschien door gehad wat voor domme vragen ze stelt. Ik ben toch geen dokter? Daarom kom ik toch daar? Ik stap zuchtend in de auto. Is dit de nieuwe vorm van een consult? De “patiënt” laten vertellen wat hij heeft? Lekker makkelijk. Dan hoeft de dokter ook minder goed na te denken!

donderdag 2 augustus 2012

Eendenkroos en beestjes + happy song


Ik heb altijd met overgave meegedaan aan de baggerrace in Oldelamer. Mijn column ging dan ook over de baggerrace die op 28 juli in Oldelamer werden gehouden.


Nog een dingetje dat ik toch wel met iedereen wil delen... This song makes me smile:
Mike Oldfield - In dolci jubilo (instrumental) (Bij mij bekend sinds de opening van de Olympische Spelen!) Doe eens gek en luister er eens naar. Deel je mening! :)