Men neme een man uit
Antwerpen. De man is erg lang, erg mager en zeker niet schuw voor een praatje.
De man, zo rond de zestig, probeert je eerst te paaien met zijn zielige
verhaaltjes over zijn leven waar toch wel wat vreemde haken en ogen aanzitten
en beledigt je vervolgens om te zeggen dat Nederlanders stijf zijn.
Men neme ook een compleet lege dansvloer in een klein
kroegje in Antwerpen waar de leeftijd gemiddeld boven de vijftig ligt waar mensen
rustig even een borreltje drinken. Maar niet de Antwerpse man. Nee, hij danst
er lustig op los in zijn eentje. Met spastische bewegingen draait hij rondjes,
valt hij soms bijna op de grond. Met zijn maaiende armen slaat hij schilderijen
van de muur. En met zijn druk bewegende benen schopt hij zo een kruk
ondersteboven. Tot ongenoegen van het barpersoneel.
En dan heb je ons nog. Mijn vriend en ik op vakantie in
België. We doen gezellig even een drankje in deze kroeg. We lachen om het
spastische geklungel van de Antwerpse man, die ons vervolgens uitnodigt om ook
te gaan dansen. We kijken elkaar even aan en denken hetzelfde. We gaan toch
niet dansen met zo’n vreemde, excentrieke man die je zo een blauw oog kan slaan
met die spastische armen van hem! Vervolgens komt daar zijn relaas over
Nederlanders. Nederlanders zijn stijf, kunnen niet dansen, zijn houterige
klungels en snappen niets van dansen. Prima hoor, wij weten wel beter. Zijn
ogen worden pas helemaal groot als hij vraagt hoe het bij ons in de discotheek
gaat. Mijn vriend zegt doodleuk dat we dan allemaal stilstaan met onze armen
over elkaar. Niemand danst. De Antwerpse man kijkt ons ongelovig aan. Zijn mond
valt een beetje open. Wij houden wijselijk onze mond en knikken alleen maar als
hij vraagt of dat echt waar is. ‘Niet te geloven,’ mompelt hij dan.
Vervolgens begint hij weer spastisch rondjes te draaien.
Als hij later verdwenen is en wij iets meer drankjes in onze lichamen hebben,
wordt de muziek leuker. Worden de mensen in de kroeg jonger en staan we ineens
te dansen. Niet veel later komt de man terug.
‘Huh? Jullie kunnen toch dansen!’ is zijn verbaasde
commentaar.
Wij lachen alleen maar en keren hem de rug toe. Wat een
figuur, die vreemde man uit Antwerpen.