woensdag 14 augustus 2013

Een beetje raar... (Column Stellingwerf 14-8-13)

Je moet je eens voorstellen dat je bij Woodstock bent geweest. Je slaapt vlakbij en loopt terug naar de camping. Voor de caravan zit je zwager nog gezellig een biertje te doen en je gaat er gezellig bij zitten. Je praat nog even leuk en dan is het tijd om te gaan slapen. Je trekt de deur van de caravan los, maar op de plek waar jij hoort te liggen, ligt je broer. Je kijkt naar rechts en ziet dat de plek die leeg hoort te zijn, ook bezet is. Juist, daar hoorde mijn broer te liggen en in dat andere bed hoorde ik te liggen. Een vriend van je broer had geen zin om naar huis te fietsen en heeft doodleuk je plek ingepikt. Ik heb aan zijn schouder zitten trekken, heb dingen tegen hem gezegd, maar hij was niet wakker te krijgen. Ietwat gefrustreerd zat ik naar hem te kijken en heb toen mijn spullen maar gepakt. Mijn autootje (Fiat seicento) is niet erg groot, maar ik moest wel. Ik heb mezelf opgerold en ben op de achterbank gaan slapen. Mijn tere rug was de volgende ochtend stijf. Ik heb eerst alle spieren moeten rekken, voordat ik weer een beetje normaal liep. Maar goed, het hoort er allemaal bij. We doen allemaal wel eens iets stoms.

Een andere vriend van mijn broer was namelijk ook niet al te snugger. Hij dacht heel handig te zijn door een kortere route te nemen naar dezelfde camping als waar wij sliepen. Het was welgeteld vier meter korter, maar goed. Dat maakt allemaal niet uit! Het was korter. Dus meneer loopt dwars door de rietkragen heen en wandelt zo de sloot in. Tot aan zijn middel zeiknat en goor. Zijn vriendin lag helemaal dubbel, want het zag er niet uit. De nooddouche van de mensen waar wij sliepen, was al jaren niet meer gebruikt en had maar één stand: bloedheet. Deze jongen is dezelfde jongen die mij vorig jaar ook uit mijn slaap heeft gehouden. Hij stond in de caravan te gillen. Ik begreep er helemaal niks van en deed een lampje aan. Hij stond met een kastdeur in zijn handen. Ik begreep niet wat hij daarmee deed, waarop hij begon te schreeuwen.
‘Ik moet eruit! Ik moet eruit!’
‘Waarom?’ vroeg ik slaapdronken.
‘Ik moet plassen, maar ik kan de uitgang niet vinden!’

Geërgerd heb ik hem de uitgang gewezen, maar later moest ik heel hard lachen. Ik vergeet nooit meer hoe hij daar met die kastdeur in zijn handen stond. Net als dat ik niet snel zal vergeten hoe ik opgekruld in mijn autootje lag. En dat ik samen met mijn zwager en vriendin heb lopen opdrukken in de grote tent. Dat vergeten we ook niet snel… 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten