donderdag 27 februari 2014

Oprotten!

Soms hoor je weer eens zo’n verhaal. Mensen komen in een straat te wonen en de treiterijen beginnen. Het begint met uitschelden. “Homo! Eikel!” of nog veel ergere dingen. Ze proberen het te negeren. Woorden maken geen schade aan je huis. Bakstenen wel. 

Op dag drie vliegt er een baksteen door de ramen. Hoofd gebogen, tranen van verdriet. Wat een ellende. Een nieuw huis moet toch een nieuw begin betekenen? Op dag vier vliegt de volgende baksteen door de ramen. Een briefje is aan de baksteen bevestigd. “Rot op!” staat er in hoofdletters op het briefje. De nieuwe bewoners zijn verdrietig. Wat hebben zij die mensen misdaan? Ze kennen die mensen helemaal niet.

Op dag vijf staan de nieuwe bewoners vol verbazing uit het raam te kijken. Voor hun huis is een demonstratie aan de gang. Tegen hun. De buren kijken woedend naar binnen. Ze heffen hun vorken en bezemstelen. Schreeuwen leuzen en vloeken. Walging op hun gezichten. De nieuwe bewoners voelen zich bedreigd. Het liefst vetrokken ze per direct, maar… dat gaat niet.


Het huis hebben ze van de gemeente toegewezen gekregen. En ja, ze hoopten op een nieuw begin. Een nieuwe start. Maar ze worden door alles en iedereen herinnerd aan hun daden. De enkelband om hun enkels. De woedende menigte voor hun huis. Het is duidelijk dat ze ziek zijn in hun hoofd. Daar zijn ze ook voor gestraft. Die kinderen waren onschuldig. Ze hadden het niet mogen doen. Ze worden in de gaten gehouden, maar willen ook graag in rust leven. Waarom zet de gemeente hen in een kinderrijke buurt met woedende ouders. Gek is het niet. Waarom zijn ze niet in de gevangenis gebleven. Waarom weten ze niet goed wat er mis is in hun hoofd? Wat kunnen zij doen? En nog belangrijker: wanneer gaat de gemeente er iets aan doen?

vrijdag 14 februari 2014

De keuze is reuze

Kon ik het maar zeggen! En tegelijkertijd hoor ik het met stomme verbazing aan. Ik denk koortsachtig na in de supermarkt of het de maaltijdsalade van drie euro met sla en wat kleine stukjes kip wordt of toch de salade met pasta, sla en stukjes kip van vier euro.

Een ‘knieperd?’ Soms misschien wel, maar niet als het over kleding of feestjes gaat. Dan ben ik mijn bankrekening ineens vergeten.
Een bankrekening met zes of negen nullen is wel een droom van mij. Mijn kledingkast volproppen met dure merken zoals Chanel of Prada. Meerdere tassen van Louis Vuitton, alsof het plastic zakjes zijn. En schoenen, heel veel schoenen van Jimmy Choo of Christian Louboutin. Tja, dromen mag. Hoewel de kleding van H&M of Zara in mijn ogen soms nog mooier is. Maar als je het kunt betalen, dan kun je ook kiezen. Ik wilde dat ik dan kon zeggen: “Ach, doe ze maar allebei!”

Nog niet zo lang geleden was ik op een feestje waar een meisje vertelde over haar baas. Hij is behoorlijk rijk en een groot autoliefhebber. In zijn garage heeft hij al een aantal Porsches staan, maar daar kon er nog wel eentje bij. Hij ging naar de garage toe en bekeek de auto’s in de showroom. Zijn oog viel op een blinkende witte Porsche, maar iets verderop stond nog eentje in het rood. Hij dacht even na en sprak toen de magische woorden: “Doe ze maar allebei…” 

Op het feestje zeiden we gekscherend dat wij dat soort dingen doen met chips of koekjes. Dan nemen we chips én koekjes. En heel misschien doen we het ook nog wel met twee leuke shirtjes of geurtjes, maar met auto’s? Dat zal niet zo snel gebeuren. Ik gun het de beste man van harte en stiekem droom ik ook van het moment dat ik zoiets kan zeggen. En dan geen Porsche, maar misschien wel twee of drie Jimmy Choo pumps van elk negenhonderd euro die ik dan dolgraag in mijn kledingkast laat staan, omdat ik ten eerste mijn enkels zal breken op die stelten van tien centimeter of hoger. En ten tweede: ze zouden maar vies worden.