donderdag 31 oktober 2013

“Hoor wie klopt daar kin’dren…”

Ietwat gespannen zit ik samen met mijn twee jonge nichtjes op de bank bij opa en oma. Het is al half negen geweest en er zijn nog steeds geen cadeautjes. Sinterklaas is ons toch niet vergeten? Mijn vader is nog geen vijf minuten geleden naar buiten gelopen om te roken. Een beetje verdacht is het wel, want het is elk jaar hetzelfde liedje. Hij is nooit op tijd terug om Zwarte Piet op het raam te horen bonzen. Een typisch geval van slechte timing waarschijnlijk, maar dat geeft niets. Wij krijgen cadeautjes en lieve gedichtjes, omdat we weer een jaar lief zijn geweest.

Nu, zoveel jaar later, ben ik het gezeur om Zwarte Piet zat. Ik vind de discussie die gevoerd wordt niet erg. Er mag wel iets veranderen, maar we hoeven elkaar niet aan te vallen. Verschillende berichten kwam ik tegen op social media: “Als jullie Zwarte Piet niet langer willen, rot je maar op naar je eigen land.” Daar ben ik het niet mee eens. Je mag best een kritische noot aanvoeren. En Piet hoeft misschien niet pikzwart te zijn. Wat ik nu wel erg vind, is dat nu het hele kinderfeest teniet gedaan wordt.
Bij RTL Late Night sprak een (donkere) vader over zijn (donkere) zoontje die zei: “Papa, waarom bemoeien jullie volwassenen zich daarmee? Het is toch voor ons? Voor de kinderen?” Toen dacht ik: Ja! Dat is toch ook zo? Het is een feest voor kinderen. Ze krijgen cadeautjes als ze lief zijn geweest. De boot komt bij wijze van spreken aan in hartje Groningen, helemaal vanuit Spanje. Dat soort dingen kunnen toch ook niet? Denkt een kind daarover na? Nee. Denken kinderen dan wel aan slavernij? Waarschijnlijk niet. Moeten Pieten blanker, geler of roder? Prima, als het idee van Sinterklaas maar overeind blijft. 

donderdag 17 oktober 2013

Muzikale emotie

Met haar ogen dicht staat ze in de woonkamer. De cd die in haar cd-speler zit, is haar lievelingsmuziek. De volumeknop is ver naar rechts gedraaid. Met haar handen beweegt ze mee op de muziek. Af en toe maakt ze een paar voorzichtige wals pasjes. De vermoeidheid die eerder in haar gezicht te zien was, is nu helemaal verdwenen. Een stralende glimlach van oor tot oor. Als een dirigent bewegen haar vingers op de maat van de muziek en glimlacht breed. Na een paar minuten heeft ze door dat ik er ook nog ben en draait zich naar mij om. ‘Mooi hè,’ zegt ze zacht.



Een tijdje terug kwam ik erachter dat muziek heel belangrijk voor iemand kan zijn. Tijdens mijn vakantiebaantje was ik bij een ontzettend lief vrouwtje die probeerde te genieten van het leven, maar haar man met Alzheimer maakte dat genieten stukken lastiger. Hij woont nog bij haar in huis als haar man, maar hij herkent haar niet als zijn vrouw. Hij wordt incontinent, begrijpt de dingen niet meer en loopt als een hondje achter haar aan. Ze kan niet even het huis ontvluchten, omdat hij dan bang wordt. De man met wie ze al meer dan 60 jaar samen is, is eigenlijk haar man niet meer. En bovenop dat alles, is er vorig jaar in hun woning ingebroken en is haar trouwring meegenomen. Het enige wat haar nog herinnerde aan het goede leven met haar man. Aan de man die ze kent. Aan de man van wie ze zielsveel houdt.

Om zichzelf toch op te vrolijken zet ze vrolijke accordeonplaatjes op. Toen ik er was liet ze mij er een aantal horen en ondanks dat het niet mijn muziek is, snap je de boodschap die erachter zit. De vrolijke klanken van de accordeon. Soms vrolijk, soms verdrietig. Soms snel, soms langzaam. En zo ging dat een tijdje door. Ze danste in de kamer, neuriede mee met de wijsjes en straalde van oor tot oor. Bij een bepaald stukje stak ze haar vinger in de lucht en keek mij met stralende ogen aan. ‘Moet je horen, dit stukje is zo mooi…’ Op dat moment begreep ik beter dan ooit dat muziek bovenal emotie is. En we luisterden nog een paar minuten samen naar de muziek, terwijl de klanken van de accordeon langzaam wegstierven. 

woensdag 2 oktober 2013

Dwarskopperij

Dwars zijn is iets waar we (bijna) allemaal wel eens mee te maken hebben. Het is bij mijn lieve neefje van 1,5 af en toe te merken dat hij echt een eigen willetje heeft. Als hij naar de boe wil, dan wil hij naar de boe. Als hij op zijn raceauto door huis heen scheurt, wil hij daar niet vanaf getild worden, omdat hij op bed moet.  Boos begint hij dan te huilen en stampt woest met zijn voetjes op de grond. Gelukkig zijn er voor die leeftijd nog handigheidjes. Je tilt hem op, negeert zijn gehuil en legt hem in zijn bedje waar hij nog niet uit kan klimmen. Makkelijk! Jammer genoeg kun je die dwarsliggende collega niet optillen en in zijn bed stoppen.

Toch heb je ook geen fijn leven als je een jaknikker bent. Soms moet je nou eenmaal op je strepen staan en zeggen wat je ervan vindt en wat jij wilt. Het is dan te hopen dat je een jaknikker tegenover je hebt staan die zonder morren ook rechtsom wil. Het gebeurt namelijk regelmatig dat mijn vriend en ik allebei even dwars zijn. Ik wil rechts, hij wil op dat moment links. Negen van de tien keer komen we daar prima uit, maar af en toe botst het.
‘Zullen we zo naar huis?’ We zijn op een verjaardag waar de lol inmiddels wel vanaf is. De meeste visite is al vertrokken en de mensen die er nog zijn hebben een behoorlijke borrel te veel op, behalve ik dan. Mijn alcoholische versnaperingen staan op nul.
‘Nee, het is nog zo gezellig!’ zegt hij vervolgens met zijn pretogen.
Ik rol met mijn ogen en staar de kamer rond. Heel gezellig inderdaad met iemand die bijna op de tafel ligt te slapen. Een ander is gekke dansbewegingen aan het maken, terwijl er geen eens muziek gedraaid wordt.
‘Maar ik heb het wel gehad,’ dram ik door.
‘We gaan zo…’ mompelt hij dan en heel even is het dwarskop gevoel weg.
Als zijn bierflesje leeg is wil ik hem meetrekken, maar dan komt de gastheer eraan die hem doodleuk nog een biertje voorzet.
‘We gingen toch weg?’ Over het vorige biertje deed hij al ellendig lang. Dat zal bij de volgende wel niet anders zijn.
‘Ja, nog een allerlaatste.’
Die mannen ook altijd met hun laatste, allerlaatste en aller-allerlaatste…
‘Nee nu.’ Ik trek mijn jas aan, maar heb meteen door dat het geen zin heeft. Meneer is dwars, net als ik. Toch geef ik deze keer maar toe en ga met de jas aan naast hem staan.
‘Na deze gaan we echt.’
‘Ja-haa,’ zegt meneer glimlachend en dan baal ik. Hij heeft dit keer gewonnen, maar de volgende keer weet ik het zeker. Dan win ik!