Dwars zijn is iets waar we (bijna) allemaal wel eens mee
te maken hebben. Het is bij mijn lieve neefje van 1,5 af en toe te merken dat
hij echt een eigen willetje heeft. Als hij naar de boe wil, dan wil hij naar de
boe. Als hij op zijn raceauto door huis heen scheurt, wil hij daar niet vanaf
getild worden, omdat hij op bed moet. Boos
begint hij dan te huilen en stampt woest met zijn voetjes op de grond. Gelukkig
zijn er voor die leeftijd nog handigheidjes. Je tilt hem op, negeert zijn
gehuil en legt hem in zijn bedje waar hij nog niet uit kan klimmen. Makkelijk! Jammer
genoeg kun je die dwarsliggende collega niet optillen en in zijn bed stoppen.
Toch heb je ook geen fijn leven als je een jaknikker
bent. Soms moet je nou eenmaal op je strepen staan en zeggen wat je ervan vindt
en wat jij wilt. Het is dan te hopen dat je een jaknikker tegenover je hebt
staan die zonder morren ook rechtsom wil. Het gebeurt namelijk regelmatig dat
mijn vriend en ik allebei even dwars zijn. Ik wil rechts, hij wil op dat moment
links. Negen van de tien keer komen we daar prima uit, maar af en toe botst
het.
‘Zullen we zo naar huis?’ We zijn op een verjaardag waar
de lol inmiddels wel vanaf is. De meeste visite is al vertrokken en de mensen
die er nog zijn hebben een behoorlijke borrel te veel op, behalve ik dan. Mijn
alcoholische versnaperingen staan op nul.
‘Nee, het is nog zo gezellig!’ zegt hij vervolgens met
zijn pretogen.
Ik rol met mijn ogen en staar de kamer rond. Heel
gezellig inderdaad met iemand die bijna op de tafel ligt te slapen. Een ander is
gekke dansbewegingen aan het maken, terwijl er geen eens muziek gedraaid wordt.
‘Maar ik heb het wel gehad,’ dram ik door.
‘We gaan zo…’ mompelt hij dan en heel even is het
dwarskop gevoel weg.
Als zijn bierflesje leeg is wil ik hem meetrekken, maar
dan komt de gastheer eraan die hem doodleuk nog een biertje voorzet.
‘We gingen toch weg?’ Over het vorige biertje deed hij al
ellendig lang. Dat zal bij de volgende wel niet anders zijn.
‘Ja, nog een allerlaatste.’
Die mannen ook altijd met hun laatste, allerlaatste en
aller-allerlaatste…
‘Nee nu.’ Ik trek mijn jas aan, maar heb meteen door dat
het geen zin heeft. Meneer is dwars, net als ik. Toch geef ik deze keer maar
toe en ga met de jas aan naast hem staan.
‘Na deze gaan we echt.’
‘Ja-haa,’ zegt meneer glimlachend en dan baal ik. Hij
heeft dit keer gewonnen, maar de volgende keer weet ik het zeker. Dan win ik!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten