woensdag 2 oktober 2013

Dwarskopperij

Dwars zijn is iets waar we (bijna) allemaal wel eens mee te maken hebben. Het is bij mijn lieve neefje van 1,5 af en toe te merken dat hij echt een eigen willetje heeft. Als hij naar de boe wil, dan wil hij naar de boe. Als hij op zijn raceauto door huis heen scheurt, wil hij daar niet vanaf getild worden, omdat hij op bed moet.  Boos begint hij dan te huilen en stampt woest met zijn voetjes op de grond. Gelukkig zijn er voor die leeftijd nog handigheidjes. Je tilt hem op, negeert zijn gehuil en legt hem in zijn bedje waar hij nog niet uit kan klimmen. Makkelijk! Jammer genoeg kun je die dwarsliggende collega niet optillen en in zijn bed stoppen.

Toch heb je ook geen fijn leven als je een jaknikker bent. Soms moet je nou eenmaal op je strepen staan en zeggen wat je ervan vindt en wat jij wilt. Het is dan te hopen dat je een jaknikker tegenover je hebt staan die zonder morren ook rechtsom wil. Het gebeurt namelijk regelmatig dat mijn vriend en ik allebei even dwars zijn. Ik wil rechts, hij wil op dat moment links. Negen van de tien keer komen we daar prima uit, maar af en toe botst het.
‘Zullen we zo naar huis?’ We zijn op een verjaardag waar de lol inmiddels wel vanaf is. De meeste visite is al vertrokken en de mensen die er nog zijn hebben een behoorlijke borrel te veel op, behalve ik dan. Mijn alcoholische versnaperingen staan op nul.
‘Nee, het is nog zo gezellig!’ zegt hij vervolgens met zijn pretogen.
Ik rol met mijn ogen en staar de kamer rond. Heel gezellig inderdaad met iemand die bijna op de tafel ligt te slapen. Een ander is gekke dansbewegingen aan het maken, terwijl er geen eens muziek gedraaid wordt.
‘Maar ik heb het wel gehad,’ dram ik door.
‘We gaan zo…’ mompelt hij dan en heel even is het dwarskop gevoel weg.
Als zijn bierflesje leeg is wil ik hem meetrekken, maar dan komt de gastheer eraan die hem doodleuk nog een biertje voorzet.
‘We gingen toch weg?’ Over het vorige biertje deed hij al ellendig lang. Dat zal bij de volgende wel niet anders zijn.
‘Ja, nog een allerlaatste.’
Die mannen ook altijd met hun laatste, allerlaatste en aller-allerlaatste…
‘Nee nu.’ Ik trek mijn jas aan, maar heb meteen door dat het geen zin heeft. Meneer is dwars, net als ik. Toch geef ik deze keer maar toe en ga met de jas aan naast hem staan.
‘Na deze gaan we echt.’
‘Ja-haa,’ zegt meneer glimlachend en dan baal ik. Hij heeft dit keer gewonnen, maar de volgende keer weet ik het zeker. Dan win ik!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten