maandag 14 april 2014

Ik ben verhuisd!

Hallo lieve volgers/lezers!

Ik heb een nieuwe site gelanceerd. Eentje die mooier is en meer mogelijkheden biedt dan deze.
Volg mijn columns en verhalen vanaf nu op:

schaapmaaike.wordpress.com
(Ik heb vandaag - as we speak - een nieuw verhaal gepost. 'Alles is anders'.

Of volg mij op Facebook/Twitter en lees wanneer je het volgende verhaal kunt verwachten.

woensdag 9 april 2014

Spartelende zalm

Vroeger was ik nergens bang voor. Op de basisschool waren een ander meisje en ik de enigen die met barbies speelden. De jongens voetbalden. Wij wilden natuurlijk niet achterblijven en lieten de poppen en de zandbak voor wat ze waren en vlogen ook het voetbalveld op en neer. Door weer en wind waren we wel ergens met de bal bezig. De ene keer op het veld, de andere keer op het schoolplein tot de meester boos werd, omdat de bal voor de tiende keer in de sloot lag. En in de winter gingen we wel op het ijs voetballen. Bang voor de bal? Nee hoor.

Hoe ouder je wordt, hoe banger volgens mij. Mijn 12-jarige ik kende geen angsten. Zij stond gewoon op keep, rende de goal uit om keiharde ballen tegen te houden en gaf geen krimp als iemand hard tegen haar voet schopte. Een bal in de buik? Even slikken en weer doorgaan. Nu, een aantal jaar later, ben ik veel angstiger geworden en zie ik ineens overal gevaar.

Vorige zomer waren we op vakantie in Rhodos. We gingen naar een naastgelegen waterpark met tientallen glijbanen. Mijn vriend vond het geweldig. Geen enkele glijbaan was voor hem te gek. Angst? Dat kende hij niet. Nou, ik wel. Sommige glijbanen waren ontzettend hoog. Op elk bordje werd gewaarschuwd dat je goed moest kunnen zwemmen. Ik in paniek: wanneer kun je goed kunnen zwemmen? Toch deed ik maar gewoon mee. Heel voorzichtig ging ik op de glijbanen staan en liet mij langzaam naar beneden zakken. Ogen stijf op elkaar en precies de aanwijzingen van de zongebruinde badmeesters opvolgen.

De eerste glijbaan wilde ik graag een beetje voorzichtig beginnen. Jammer genoeg bleek dat meteen de engste te zijn. Er kwam geen einde aan. Keihard vloog ik over de baan, stijl naar beneden. Het water vloog om mijn oren. Paniekerig hapte ik naar adem, maar kreeg alleen maar meer water binnen. Voor mijn gevoel duurde het een eeuwigheid.


Eindelijk was daar de verzachtende plons in het zwembad. Mijn vriend stond lachend op de kant en bekeek hoe ik als een spartelende zalm uitgeput naar de kant kroop. Mijn smeekbede om op een bedje in te zon te gaan liggen, werd niet verhoord. We moesten er nog wel een paar doen hoor, vond hij. Gelukkig waren die een stuk minder eng, maar een echte waterrat zonder angst? Nee, dat ben ik niet.

woensdag 26 maart 2014

Geïmporteerd

Koeien horen bij het Stellingwerfse platteland! Bron: Volkskrant
Er heerst een opvatting dat je er in een dorp nooit he-le-maal bij zou kunnen horen als je er niet vandaan komt. Dat ze je dan als import zien, een indringer. Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik dat nog nooit heb meegemaakt. Hier in Nijelamer wonen verschillende mensen die hier niet vandaan komen en hier hooguit een jaar of tien wonen. Anderen nog korter. De een komt van oorsprong uit Canada, de anderen komen uit Amsterdam en omstreken. Maar hé, ik ben de beroerdste niet. Wat hebben zij gedaan om zich binnen no-time als een echte dorpeling te ontwikkelen?

Elke dag op de koffie gaan. Eerst buurvrouw A, dan buurvrouw B en als man zijnde: struin eens het weiland in om een praatje te maken. Help de koeien vangen als die midden in de nacht zijn ontsnapt. Geef geiten en lammeren de fles. Wees aardig en veeg ook eens de stoep van die oude buurvrouw naast je. Kijk uit naar schapen op hun rug en geef af en toe een fles Berenburg of witte wijn cadeau. Dan kun je rekenen op heuse vriendelijkheid. Je zult met open armen ontvangen worden. En nog beter: koop een trekker! Wel eventjes nagaan of je buren van Fendt-trekkers houden of toch liever gaan voor een Ford of Deutz. Op de trekker door het dorp crossen geeft aanzien en een zekere vorm van macht.

Een westerling? Leer de platte taal en praat mee. ‘Van wie bin jo er iene’ is een term die vaak gebruikt wordt in kleine gemeenschappen. Ook goed: ‘Hej ’t al heurt?’ En dan vertel je een nieuwtje. Je moet dus behoorlijk nieuwsgierig en praterig aangelegd zijn. Een borreltje drinken tijdens dorpsactiviteiten vinden we gezellig, maar het hoeft niet. Geen drinker? Dan wordt het op prijs gesteld als je mensen naar huis chaperonneert en krijg je aan het eind van het jaar misschien wel de prijs voor Beste Dorpsbewoner van 2014.


Goed, dit is nogal overtrokken onzin. Natuurlijk hoef je dat allemaal niet te doen. Het is geen sekte waar buitenstaanders geen deel van uit mogen maken. Eigenlijk werkt heel simpel. Je loopt bij elkaar de deur niet plat, maar houdt elkaar wel een beetje in de gaten. Af en toe je gezicht laten zien als er wat in de buurt georganiseerd wordt, zal helpen om wat vrienden te maken. En tijdens zo’n avondje moet je wel je mond lostrekken om mensen te leren kennen. 

Ben je liever op jezelf? Prima, maar weet dan ook dat niemand weet wie je bent en hoe je eruit ziet.

zaterdag 22 maart 2014

‘Ik zal het nooit meer doen, papa’

Aan de snelle passen die hij zet, kan ze horen dat hij op zoek is naar haar. Ze zit verscholen in de kelderkast. Door twee kleine gaatjes in de deur kan ze een klein stukje van de gang zien. Ze probeert langzaam adem te halen, maar haar hart klopt gevaarlijk snel. Het zweet gutst van haar voorhoofd. Haar lange, bruine lokken plakken vast aan de zijkant van haar hoofd. Ze hoort hem haar naam schreeuwen.

Is het dan te veel gevraagd om een vader te hebben die haar optilt en haar zijn kleine prinses noemt? Kan hij niet net als andere vaders grapjes maken met haar vriendinnen en liefkozend kietelen tot ze schaterlachend vraagt of hij kan stoppen. Iemand die niet tegen haar en haar moeder schreeuwt? Een traan drupt uit haar ooghoek op de grond van de kelderkast. Ze bijt op haar lip om niet te gaan snikken. Dan hoort hij haar. Al weet ze dat het niet lang meer duurt voordat hij haar vindt. Hij vindt haar altijd. Waar moest ze dan naartoe? Ze is nog maar dertien. Ooit is ze naar haar opa en oma gevlucht, maar daar kwam hij haar ook halen. Woedend. Haar moeder keek alleen maar een beetje verdrietitig. Ze voelt zich in de steek gelaten. Ze verlangt naar een warm huis vol gezelligheid en liefde. Nu is ze gewoon een vluchteling in haar eigen huis.

De voetstappen komen dichterbij de kelderkast. Ze houdt haar adem in. Ze was alleen maar vergeten om zijn blouse te strijken.
‘Rotkind!’ had hij uitgeroepen, waarop ze het op een lopen zette. Nu loopt hij door het huis met het gloeiend hete strijkijzer.
‘Als ik je te pakken krijg…’

Meer tranen biggelen over haar wangen. Haar hele lichaam zit onder de blauwe plekken. Ze wil er niet nog meer. De pijn kan ze niet van zich af wassen. Ze kan haar ogen niet sluiten en het vergeten. Het staat in haar ziel gegrift. Ze rilt van angst als ze denkt aan haar vader die het strijkijzer op haar rug of buik drukt.

‘Ik zal het nooit meer doen, papa,’ fluistert ze heel zachtjes met dichtgeknepen ogen. Krampachtig probeert ze haar tranen tegen te houden. Dat maakt hem alleen maar woedender. En daarom blijft ze zitten waar ze zit. Haar handen tegen haar gezicht gedrukt om haar snikken te smoren. De voetstappen komen steeds dichterbij. Ze houden stil voor de kelderkast. Ze duikt ineen als de deur opengerukt wordt. Wachten op de sterke armen die haar vastgrijpen. Wachten op de gruwelijke pijn. 

woensdag 12 maart 2014

Hemelse liefde

Het kwam ineens ter sprake op een feestje. Die mysterieuze schoonheid. Dat mooie kleurtje en de geur die er vanaf dampt. We hadden het over de spanning die eraan vooraf gaat. En één ding konden we concluderen: het is liefde.

Misschien is het de slagroom op de taart of is het ’t meest ondergewaardeerd in de rest van de wereld. Alleen hier, in Nederland, voelen we de liefde. Het heeft iets. Misschien is het de x-factor waar we het zo vaak over hebben. Nu kan het dan wel niet zingen, maar het is zo veel meer. Er bungelt een groot stuk cultuur aan. En dat is best bijzonder, want het is eigenlijk afval. En toch zijn wij er zo trots op. Het werd voor de Olympische Spelen ingevlogen. Alleen maar voor zo’n klein stukje Nederland.

Liefde voor die gerimpelde bruine huid. Soms slap, soms sterk. Groot, dan weer klein. De een wil er maar eentje en de ander gerust twaalf. Met een glas melk of toch een glas bier. Een klodder mayonaise of curry met uitjes. In de frituurpan of op de barbecue. Het kan allemaal en dat is het mooie aan dit stukje Hollandse glorie. Het is de afsluiter na een avond stappen. De bierwalm wordt verdreven met dit stukje vlees. Een vleeswalm blijft over. De liefde voor dit stukje vlees is mij met de paplepel ingegoten. Je weet waar ik het over heb hè. Al die afvalresten op een grote hoop gekwakt en in een machine gestopt. En uiteindelijk komt daar dit stukje hemel uit. De enige echte frikandel.

Binnenkort is bij mijn oom in het dorpshuis weer de enige echte frikandelleneetwedstrijd waar ik het dan bij een à twee hou, maar de regerend kampioen er gerust een stuk of tien naar binnen werkt. Ik vind het knap, maar weet je? Ik kan ook niet zonder die enige echte frikandel.

donderdag 27 februari 2014

Oprotten!

Soms hoor je weer eens zo’n verhaal. Mensen komen in een straat te wonen en de treiterijen beginnen. Het begint met uitschelden. “Homo! Eikel!” of nog veel ergere dingen. Ze proberen het te negeren. Woorden maken geen schade aan je huis. Bakstenen wel. 

Op dag drie vliegt er een baksteen door de ramen. Hoofd gebogen, tranen van verdriet. Wat een ellende. Een nieuw huis moet toch een nieuw begin betekenen? Op dag vier vliegt de volgende baksteen door de ramen. Een briefje is aan de baksteen bevestigd. “Rot op!” staat er in hoofdletters op het briefje. De nieuwe bewoners zijn verdrietig. Wat hebben zij die mensen misdaan? Ze kennen die mensen helemaal niet.

Op dag vijf staan de nieuwe bewoners vol verbazing uit het raam te kijken. Voor hun huis is een demonstratie aan de gang. Tegen hun. De buren kijken woedend naar binnen. Ze heffen hun vorken en bezemstelen. Schreeuwen leuzen en vloeken. Walging op hun gezichten. De nieuwe bewoners voelen zich bedreigd. Het liefst vetrokken ze per direct, maar… dat gaat niet.


Het huis hebben ze van de gemeente toegewezen gekregen. En ja, ze hoopten op een nieuw begin. Een nieuwe start. Maar ze worden door alles en iedereen herinnerd aan hun daden. De enkelband om hun enkels. De woedende menigte voor hun huis. Het is duidelijk dat ze ziek zijn in hun hoofd. Daar zijn ze ook voor gestraft. Die kinderen waren onschuldig. Ze hadden het niet mogen doen. Ze worden in de gaten gehouden, maar willen ook graag in rust leven. Waarom zet de gemeente hen in een kinderrijke buurt met woedende ouders. Gek is het niet. Waarom zijn ze niet in de gevangenis gebleven. Waarom weten ze niet goed wat er mis is in hun hoofd? Wat kunnen zij doen? En nog belangrijker: wanneer gaat de gemeente er iets aan doen?

vrijdag 14 februari 2014

De keuze is reuze

Kon ik het maar zeggen! En tegelijkertijd hoor ik het met stomme verbazing aan. Ik denk koortsachtig na in de supermarkt of het de maaltijdsalade van drie euro met sla en wat kleine stukjes kip wordt of toch de salade met pasta, sla en stukjes kip van vier euro.

Een ‘knieperd?’ Soms misschien wel, maar niet als het over kleding of feestjes gaat. Dan ben ik mijn bankrekening ineens vergeten.
Een bankrekening met zes of negen nullen is wel een droom van mij. Mijn kledingkast volproppen met dure merken zoals Chanel of Prada. Meerdere tassen van Louis Vuitton, alsof het plastic zakjes zijn. En schoenen, heel veel schoenen van Jimmy Choo of Christian Louboutin. Tja, dromen mag. Hoewel de kleding van H&M of Zara in mijn ogen soms nog mooier is. Maar als je het kunt betalen, dan kun je ook kiezen. Ik wilde dat ik dan kon zeggen: “Ach, doe ze maar allebei!”

Nog niet zo lang geleden was ik op een feestje waar een meisje vertelde over haar baas. Hij is behoorlijk rijk en een groot autoliefhebber. In zijn garage heeft hij al een aantal Porsches staan, maar daar kon er nog wel eentje bij. Hij ging naar de garage toe en bekeek de auto’s in de showroom. Zijn oog viel op een blinkende witte Porsche, maar iets verderop stond nog eentje in het rood. Hij dacht even na en sprak toen de magische woorden: “Doe ze maar allebei…” 

Op het feestje zeiden we gekscherend dat wij dat soort dingen doen met chips of koekjes. Dan nemen we chips én koekjes. En heel misschien doen we het ook nog wel met twee leuke shirtjes of geurtjes, maar met auto’s? Dat zal niet zo snel gebeuren. Ik gun het de beste man van harte en stiekem droom ik ook van het moment dat ik zoiets kan zeggen. En dan geen Porsche, maar misschien wel twee of drie Jimmy Choo pumps van elk negenhonderd euro die ik dan dolgraag in mijn kledingkast laat staan, omdat ik ten eerste mijn enkels zal breken op die stelten van tien centimeter of hoger. En ten tweede: ze zouden maar vies worden.

woensdag 29 januari 2014

Verwend kreng!

Ik geef mezelf blijkbaar makkelijk bloot aan mensen die ik nog niet zo heel goed ken. Zo biechtte ik op de eerste schooldag van het hbo al tegen enkele klasgenoten op dat ik ‘best wel verwend ben’. Laatst werd dit nieuwtje opgerakeld en schudde ik ongelovig mijn hoofd. Heb ik dat toen echt gezegd?
En het was waar. Ik had verteld dat ik maar de helft van mijn auto had moeten betalen, mijn ouders de andere helft. Nu zou ik dat niet zo snel meer op de allereerste schooldag vertellen. Gelukkig hadden mijn klasgenoten vrij snel in de gaten dat ik geen door en door verwend kreng ben. Af en toe ben ik wel wat impulsief en flap ik er blijkbaar dat soort dingen uit.
Ik krijg echt niet alles wat mijn hartje begeert en moet genoeg dingen zelf betalen. En dat mijn moeder zo lief is om voor mij doperwtjes warm te maken omdat ik geen witlof lust, is gewoon moederliefde. Het is niet zo dat ik vroeger per se merkkleding wilde, de duurste Barbies kreeg (ik kreeg meestal de goedkoopste Barbies, omdat ik kapster speelde en hun haren eraf knipte) of mijn ouders terroriseerde als een duivelsachtig kreng.

Normen en waarden zijn mij wel bijgebracht. Besef van geld ook. Ik heb nooit mogen klagen en dat doe ik nog steeds niet. Ik ben mij ervan bewust dat er mensen in Nederland zijn die niet zo ‘verwend’ leven als ik. En toch wil ik hier niet over liegen. Het heeft geen zin. Ik heb geen duivels karakter en weet goed het verschil tussen kwaliteit en kwantiteit. Ik koop graag kleren bij de Primark. En een leuk jurkje of blouseje van Marktplaats? Waarom niet? Soms zitten er nog hartstikke mooie dingen tussen! Waarschijnlijk zal ik later, als mijn inkomen het toelaat, mijn man en kinderen ook wel een beetje verwennen. Maar besef van geld bijbrengen is wel een van de belangrijkste dingen in het leven. Een Barbie van een tientje kun je net zo goed aankleden als eentje van vijftig euro. En als het kind er net als ik met een watervaste stift op gaat tekenen, doe dan die van een tientje maar…

zaterdag 11 januari 2014

Stallen van de koningin

Het jaar is voorbij gevlogen. Misschien ging het wel iets té snel. Als ik terugdenk aan allerlei gebeurtenissen, dan weet ik dat er heel veel leuke dingen tussen zitten. Speciaal voor jullie licht ik één speciale gebeurtenis eruit.

Aan het eind van 2013 mocht ik met het werk van mijn vriend mee als aanhangsel naar de stallen van de koning(in) in Den Haag. Hier staan de paarden die voor Prinsjesdag gebruikt worden, maar ook het paard Pascal van Beatrix staat er. De stallen zijn midden in Den Haag, omringd door grote, hoge muren zoals we die nog uit de Middeleeuwen kennen. Eenmaal door de poort, kwamen we terecht op een groot, vierkante binnenplaats. Het straalt meteen een zekere vorm van macht uit, maar de gids was heel ongedwongen en relaxed. “Maak foto’s, aai de paarden, vraag wat je wilt. Bijna alles mag.”
Ik ben een paardenstal gewend als een leuk, chaotisch rommeltje. Strootje hier, baal hooi daar. Spinnenwebben in de nokken van het dak. Er wordt bij een gemiddelde paardenstal misschien een à twee keer per week even aangeveegd, maar echt spik en span hoeft het niet te zijn. Het is geen woonkamer. Hier gaat dat wel anders. De paarden blinken, spinnenwebben? Wat zijn dat? En volgens mij wordt de betonvloer haast stof gezogen, zo schoon is het. Een kijkje in de tuigkamer leert ons dat het onbetaalbaar is. Eén werktuigje kost 15.000 euro. En al dat leer wordt door een fulltime tuigpoetser schoongehouden. Ik moet er niet aan denken 36 uur per week in een vierkant hokje tuig te poetsen.
Het hoogtepunt van de dag was de Gouden Koets. Tussen andere koetsen stond het grote ding daar te pronken. Hij weegt maar liefst 2500 kg. Met acht paarden voor de koets, lijkt het een makkie. In werkelijkheid zijn er maar twee paarden, meteen voor de kar, die de koets moeten trekken en ook weer moeten afremmen. Een behoorlijke klus waar ze de paarden ook heel goed voor moeten trainen.
Dat trainen gebeurt sowieso vijf keer per week, midden in Den Haag. “Er gebeuren ook wel eens kleine ongelukjes”, vertelt de gids. “Dan vliegt een auto ons voorbij, maar merkt hij iets te laat dat we niet met een tweespan rijden, maar met een zes- of achtspan. Of paarden die uit Friesland of Groningen komen en nog nooit van hun leven een tram gezien hebben. Je weet dat ze erop gaan reageren, maar de manier waarop merk je pas als je in de stad rijdt.” En zo zijn er nog wel tiental leuke feitjes op te noemen, maar die bewaar ik voor een andere keer. Het was in ieder geval een uitstapje die ik niet snel zal vergeten!